Ik heb een bijzondere band met toiletten. Het begon, denk ik, toen mijn zusje en ik elkaar onze perfect gedraaide drollen lieten zien. Hoe ik ooit een M heb kunnen leggen is me nog een raadsel. Later, toen ik ouder werd, ging ik openbare toiletten beoordelen. Door middel van een uitgebreid schema toetste ik ze op een aantal kenmerken en gaf ze daarna een cijfer. In de stad kon ik precies aanwijzen waar toiletten waren, welke hygiënisch waren en wanneer ze voor het laatst gereinigd waren. Mijn fascinatie voor wc’s was zo groot, dat we met de familie een keer op vakantie bijna ons vliegtuig gemist hadden. Onze namen werden omgeroepen maar ik hoorde het niet, want ik deed mijn inspectie en op de toiletten hingen geen luidsprekers.
Na die vakantie regelde mijn moeder een baantje als toiletjuf voor me. Mijn bijbaantje werd mijn vaste baan. Tegenwoordig heb ik een eisenpakket. Ik maak niet meer de eerste de beste toiletten schoon. Naast handzeep moet er body lotion aanwezig zijn. Stoffen handdoeken, in plaats van papieren. Het liefste zonder van die handdrogers, daar knap ik ongelooflijk op af. Thuis droog je je handen toch ook niet met een föhn? Maar goed, het schijnt milieubewuster te zijn. En dan wel zo’n wc installeren met een plas water erin, waardoor je eerst een halve rol wc papier erin moet gooien om te voorkomen dat het water tegen de onderkant van je billen kletst als je er een drol in neer laat. Nee, daar is het milieu blij mee.
Sinds kort heb ik een heel mooi werkplekje. Viersterren hotel. Zelfs de stoel en het tafeltje waar ik aan zit zijn sjiek. Ik doe tegenwoordig ook mijn mooiste kleren naar werk aan. Ik kan er toch niet aftands bij zitten? Ik begin ’s ochtends met het poetsen van het porselein en de marmeren wastafels, tot alles glanst. Tussendoor zorg ik dat het fris blijft ruiken, check ik de body lotion en het zeep, vervang de vuile handdoekjes en vul het wc-papier aan. De dagen vliegen voorbij. Heerlijk.
Gisteren had ik reünie van de middelbare school. Ronnie Snottie was accountant geworden. Dorian, die iedere dag door zijn moeder naar school werd gebracht, is plastisch chirurg. Zelfs Elana, die twee keer is blijven zitten, is nu directiesecretaresse. Dus toen iemand me vroeg wat mijn beroep was, loog ik. Ik riep het eerste wat in me op kwam. Het gezeik en gezever dat ik vervolgens over me heen kreeg! Of ik even uit kon leggen waar mijn collega’s in godsnaam mee bezig waren? Of we inderdaad allemaal zulke racisten waren? Of ik me niet schaamde voor de organisatie waar ik voor werkte? En zelfs vandaag nog, op Facebook, word ik lastig gevallen over mijn ‘beroep’.
Politieagent zei ik. Had ik nou toch maar gezegd dat ik toiletjuf was.