Frikandellen

Frikandellen. Dat was haar antwoord op de vraag van de begrafenisondernemer of hij nog iets voor haar kon doen. “Ik wil frikandellen”, had haar vader gezegd. “Frikandellen op mijn begrafenis. Kun je je dat voorstellen, Annelies? Al die droevige mensen in hun pakken en zwarte jurken met zo’n plastic bakje in hun handen met daarin een frikandel. Prachtig, toch?” Haar vader had daarbij hard op zijn bovenbeen geslagen, zoals hij alleen deed als hij iets echt leuk vond. Als reactie had ze wat schaapachtig gelachen. Zijn gezicht vertrok onmiddellijk. Hij had een benige vinger naar haar uitgestoken en had gezegd: “Ik meen het, Annelies.” De begrafenisondernemer keek op van zijn blaadje, leek even te aarzelen, maar vroeg toen: “Met mayonaise en curry?”

Tevreden dat ze haar vaders laatste en enige wens had vervuld kwam ze de woning binnen. Zonder de woonkamer in te kijken of iets te zeggen liep ze naar boven en stapte onmiddellijk onder de douche. “Hygiëne is belangrijk”, klonk de stem van haar vader. “Mensen rekenen je er op af als je stinkt.” Annelies kwakte de shampoo in haar haren en begon te schrobben. Met haar vingers schraapte ze over haar huid, duwde de shampoo tussen ieder haartje, tot het schuim over haar voorhoofd naar beneden liep, zoals haar vader dat ook altijd bij haar had gedaan. Na afloop had hij altijd haar haren geïnspecteerd, om te zien of ze de shampoo er goed uit had gespoeld.

Bij haar klasgenoten werd dit gecontroleerd door hun moeders, maar een moeder, die had Annelies niet. De vrouw die beneden hele dagen op de bank van de woonkamer lag, naar oud zweet stonk en alcohol dronk, deed niets wat een moeder behoorde te doen. Dus had Annelies al snel besloten dat die vrouw haar moeder niet kon zijn, ongeacht hoe vaak andere mensen haar wel zo noemden. Ze had alleen haar vader. Alleen die had ze nu dus ook niet meer.

Beneden kroop de sigarettenlucht door het huis en haar neusgaten in. Onderweg naar de keuken hield Annelies de trui voor haar mond. “Je rookt niet in dit huis, begrepen?” had haar vader ooit geschreeuwd tegen de vrouw. “Dat jij graag dood wilt is prima, maar laat ons erbuiten.” Vanaf dat moment was de vrouw ermee gestopt. Het duurde een paar dagen. Toen de vrouw er weer mee begon had ze tegen haar vader geschreeuwd: “Dood ga je toch!” Daar had ze gelijk in gekregen. In de keuken stond de afwas hoog opgestapeld op het aanrecht. Alle pannen waren nog vies. Op een half pak yoghurt na was er niets in huis. Annelies trok haar jas aan en verliet het huis.

Het belletje aan de deur klingelde en kondigde haar binnenkomst aan. Haar maag rammelde als aanvullende begroeting. De frituurlucht drong onmiddellijk haar neus binnen, verdreef de rook die aan haar kleefde.

“Wat mag het zijn, meisje?”

Op die vraag was maar één antwoord mogelijk. Heel de dag kon ze al aan niets anders denken en nog drie dagen wachten tot zaterdag ging niet.

“Een frikandel. Met mayonaise en curry.”

Advertentie